
I.M. Annette Arbeid
Op een zaterdagochtend in mei dit jaar droeg ze een zwierige zwarte baret die haar goed stond. Ze kocht een haring bij vishandel Smit in de Constantijn Huygensstraat. Een vleugje make-up correspondeerde met haar heldere oogopslag en uitbundige begroeting van bekenden. Ze wist zich gezichten van iedereen die haar gedag zei moeiteloos te herinneren, kende de namen die daar bij hoorden en knoopte graag een praatje aan. Altijd opgewekt en geïnteresseerd in de ander – alsof ze zichzelf had voorgenomen om vooral niet uit te stralen dat ze langzamerhand toch echt in de categorie ‘dame op leeftijd’ viel.

Drie weken voordat ze 102 zou worden, overleed Annette Arbeid (5 november 1921 – 13 oktober 2023), het oudste Kringlid (sinds 1947) en erelid (sinds september 2017). In 2019 bezocht ze de sociëteit voor het laatst, naar eigen zeggen niet vanwege de beruchte trap, ‘maar doordat ik me halverwege de avond vaak beroerd voel. Ik ging altijd graag naar concerten, theater en musea, maar ik kom nergens meer. Ik ben heel wankel doordat ik zo weinig loop.’
Van 1948 tot 1973 was ze bestuurslid, ‘secretaresse’, in het jargon van destijds, ‘secretaris’, zouden we nu zeggen. In die hoedanigheid maande ze honderden leden om hun contributie te betalen, liet ze vechtersbazen schriftelijk weten dat ze wegens wangedrag waren geschorst en meldde gegadigden met meer ambitie dan talent dat ze helaas niet door de ballotage waren gekomen.
De oorlog liep als een rode draad door haar leven, maar daarover kreeg je haar moeilijk aan de praat. Annette was negen toen haar moeder aan een longziekte overleed. Met haar zusjes Gerda en Marjon kreeg ze er twee oudere stiefzussen Bea en Simone bij toen vader hertrouwde. Het gezin Arbeid was joods; successievelijk werden alle familieleden gedeporteerd en geen van allen zou de Holocaust overleven. Annette bleef alleen achter in het grote huis totdat een onderduikadres voor haar werd gevonden. ‘Maak er geen drama van,’ zei ze, toen het Kring Magazine haar verhaal in 2017 optekende.
Ze was de muze van achtereenvolgens dichter Gerard den Brabander (1900-1968) en schilder Karl Carvalho (1916-1972). Zelf was ze geen kunstenaar, maar ze maakte deel uit van dat milieu. In gesprekken met Annette kwam het roemrijke bohemienverleden van De Kring tot leven. Ook toen ze in de jaren zestig als vrije vrouw zonder kinderen de sociëteit bezocht, voelde ze zich altijd veilig. En dan te bedenken dat dit de wilde jaren waren, toen de deur pas om tien uur ’s avonds openging tot het vier uur ’s nachts sluitingstijd was. ‘En dan de volgende ochtend om negen uur gewoon weer achter je bureau zitten. Hoe ik dat klaar speelde, begrijp ik niet meer zo goed. Ik kan me niet voorstellen dat je jonge mensen tegenwoordig nog zo gek krijgt.’
Tot kort voor haar dood las ze elke dag de krant, woonde zelfstandig, was handig met laptop, internet, social media en haar mobieltje. ‘Ik kan daar niet enthousiast over worden,’ zei ze toen haar gevraagd werd hoe het was om een eeuw oud te zijn. ‘Ik vind dat mensen niet zo oud moeten worden. Het is vervelend om steeds een beroep te moeten doen op anderen.’ Om daar direct aan toe te voegen: ‘Maar mede dank zij De Kring kan ik terugkijken op een fantastisch leven. Het had slechter gekund.’
Rudie Kagie