I.M. | Wendela Scheltema, de kleine grote verbinder

Nog maar zes jaar geleden vierden we op grootse wijze haar vijftigste verjaardag, zoals bij Wendela en haar geliefde Bob Meijer alles groots gebeurde. We dansten tot in de kleine uurtjes in de serre achter hun huis aan de Herengracht, met openstaande deuren naar de tuin vol eeuwenoude bomen en we dwaalden door de zalen van het erboven gelegen Kattenkabinet, het museum dat Bob en Wendela sinds jaar en dag bestierden. Wendela en haar tweelingzus Tatiana waren die avond het stralende middelpunt, het was vol en gezellig.

Half april dit jaar was er ineens een app-bericht dat zich als een lopend vuurtje door de stad verspreidde. Wendela lag in het ziekenhuis, ze had tia’s gekregen. Wat? Wendela? Tia’s? Het leek mee te vallen. Wendela (Wen voor vrienden) krabbelde op en werd overgeplaatst naar een revalidatiekliniek in Amsterdam. Maar daar ging het weer mis, ze moest terug naar het ziekenhuis en daar bezweek ze aan een opeenvolgende reeks herseninfarcten.

Een van de sprekers op de ceremonie die voor haar uitvaart werd gehouden in De Duif, noemde haar de kleine grote verbinder. Dat is precies wat ze was. Wendela trad nooit op de voorgrond, ze wist mensen bij elkaar te brengen, was altijd bezig met nieuwe initiatieven en plannen, de oprichting van een politieke Partij voor Kleine Mensen stond nog op haar to do list.

Wendela en Bob kennen elkaar van De Kring. Michael Schaap, die met Wendela op de Filmacademie zat, stelde ze aan elkaar voor tijdens het grote feest ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de sociëteit in Paradiso in 1997, vertelde hij in De Duif. Michael en Bob zijn familie van elkaar, zodoende. Michael liet ze achter in het gewoel en de rest is geschiedenis. ‘Ze zag er uit als een lesbische punk, ik vond haar heel grappig. Enfin, een paar jaar later zijn we verloofd. En nu hebben we twee kinderen, Jaap en Mascha. Ach, de tijd gaat zo snel,’ zei Bob tegen Rudie Kagie in het boek ‘De Laatste Cent’ dat gaat over de jaren dat Bob en Harry de Winter gezamenlijk De Kring van de ondergang redden.

Wendela, Tatiana en hun oudere zus Barbara groeiden op in een groot huis aan de Jan van Goyenkade, achter het Hilton Hotel. Vader Wepko was advocaat, moeder Tosia importeerde zijde uit Thailand. Tosia was van joods-Poolse komaf, haar familie was voor de nazi’s uit naar de Sovjet-Unie gevlucht, waar ze jarenlang vastzaten. Pas een paar jaar na de oorlog kwamen ze naar Nederland, waar ze als vluchtelingen werden opgenomen.

Het huis aan de kade stond vol boeken en kunst, de Scheltema’s gingen vaak naar theater en bioscoop. In Het Parool vertelde zus Tatiana: ‘We mochten allemaal vrienden meenemen naar de film, en één of twee keer per jaar gingen we naar Londen om musicals te kijken.’ De tweeling bewoonde de bovenste verdieping, waar ze ieder een kamer hadden, verbonden door een dakterras. Het leven op die verdieping had een iets andere dynamiek dan in de rest van het huis. De muziek stond hard, de hasjdampen hingen laag. ‘Ze wisselden onderbroeken en vriendjes uit,’ zei jeugdvriendin Carine Goekoop in de overvolle De Duif.

Wendela ging naar het Barleaus Gymnasium, maakte dat niet af en deed eindexamen aan het Fons Vitae. Aan haar lagere- en middelbare schooljaren hield ze veel vrienden over, die later opgingen in het grote netwerk dat ze in de rest van haar leven zou bouwen. ‘Nu zag ik ineens glashelder hoe sommigen losjes door dat geheel fladderen, terwijl anderen het bouwen en bij elkaar houden. Zo een was zij, van nature, met gusto,’ schreef Sander Donkers deze week in zijn column op de voorkant van De Volkskrant.

Het moet eind 1986 of begin 1987 zijn geweest toen ik Wen leerde kennen, we werkten beiden als ober in het Eerste Klas restaurant op spoor 2b van het Centraal Station. Dat restaurant was geopend door Maarten van den Biggelaar, die voor zijn personeel had geput uit bezoekers en barmensen van Dansen bij Jansen, eveneens zijn eigendom. Sander Donkers, Pieter van den Blink (die verderop aan de Van Goyenkade woonde), Kringleden Jean Pierre van de Ven en Koosje van Frankenhuysen, en dus ook Wendela werkten er in de bediening.

Na sluitingstijd lagen we stoned op de marmeren bar van het restaurant, proefden tot diep in de nacht of de zalm en de Pinot Grigio nou wel echt bij elkaar pasten. Het ware wilde jaren, met voor Wen een donkere rand: we werkten nog maar een paar maanden in het restaurant toen haar moeder Tosia overleed.

Niet veel later ging Wendela naar de filmacademie. ‘Kort voor ze naar de academie ging, verloor ze haar moeder,’ zei filmmaker en klasgenoot Jessica Gorter in Het Parool. ‘Dat was van grote invloed op haar, maar ze zou dat nooit direct of letterlijk in een film verwerken. Ze zocht juist de verbeelding op, het gevoel van eenzaamheid en de zoektocht naar de essentie van ons bestaan.’

Wendela werd lid voor het leven van De Kring. In die jaren troffen we elkaar vaak aan de bar op de kolkende vrijdagavonden toen uitsmijter Henk nog aan de deur stond. Wendela en Bob aten in die jaren vaak op De Kring. Ook organiseerde Wendela samen met onder meer toenmalig bestuurslid Gabrielle Provaas de ‘Film Kring’, waar maandelijks een filmmaker centraal stond, het was de voorloper van het huidige ShortCutz. ‘Dat hebben we een jaar of twee gedaan,’ zegt Provaas. ‘We zaten dan in een hoekje van de sociëteit met een beamer en een scherm. Er kwamen een man of twintig op af, ik kan me een maandlang films van Werner Herzog herinneren, dat was echt geweldig.’

Wendela was haar tijd vooruit toen ze in 2008 Limboland.tv opzette, een online televisiestation waar televisiemakers en kunstenaars programma’s konden maken. Waar je los van Hilversumse wetten je eigen gang kon gaan. Het was klein, avantgardistisch en vooral heel erg leuk.

Misschien wel het meest bijzondere project dat Wendela samen met onder meer Marije Meerman, Gabrielle Provaas en Cleo Campert bedacht was het International Bunker Film Festival; een eigen filmfestival, of misschien beter, een persiflage op een filmfestival, boven op een berg bij de Italiaanse grensstad Ventimiglia. Bob en Wendela hadden daar een bouwval gekocht en die omgetoverd tot een Italiaanse boerenhoeve. Op het bijbehorende terrein bleken onder de bramenstruiken twee bunkers uit de tweede wereldoorlog schuil te gaan. Er werd een buitenkeuken geïnstalleerd, festivalgangers konden hun tentjes neerzetten in de olijfboomgaard. Heel wat jaren slingerden tientallen Amsterdammers, onder wie veel Kringleden én steevast voormalig Kring-directeur Jeron Halewijn over het smalle weggetje naar boven.

In de eerste jaren was het een echt festival, met een programma van korte films en de uitreiking van een prijs: de gouden olijf. Na enkele edities werd dat idee losgelaten en de naam teruggebracht tot ‘Bunkerfestival’, een fijne aanleiding om een week lang bij elkaar te zijn, overdag naar het strand, ’s avonds in ploegendienst koken, en steeds maar weer die smalle bergweg op en af. Onder de sterrenhemel keken we naar oude Italiaanse films, nieuwe producties van bevriende filmakers of de laatste Hollywood blockbuster op een groot scherm. In de eerste jaren, toen de kinderen van veel bezoekers en die van Wendela nog klein waren, was er een ‘oppascentrale’, tegenwoordig zijn diezelfde kinderen de grote feestgangers die als laatste naar bed gaan.

In De Duif verzamelden zich op de dag na Hemelvaart honderden vrienden, die luisterden naar prachtige, ontroerende verhalen over Wendela. Het was een indrukwekkende bijeenkomst. Maar Wendela krijgen we er niet mee terug.

Dag lieve Wen.

Foto: privécollectie